Toen ik wakker werd lag ik in het ziekenhuis, naast me zag ik meneer van Dijk zitten. 'Wat doe ik hier?' vroeg ik enigszins bang. 'Alles komt goed' zei hij en hij liep de kamer uit. Ik keek om me heen, alleen maar wit. Ik wilde opstaan maar een stekende pijn in mijn hoofd maakte dat ik weer ging liggen. Toen ik mijn ogen net weer wilde sluiten kwam meneer van Dijk met een arts binnen. 'Hoe voel je je nu?' vroeg hij bezorgd. 'Goed!' zei ik opgewekt, maar de tranen in mijn ogen verraden me. 'Wanneer mag ik weg?' vroeg ik zacht. 'Ga maar weer slapen' zei de arts en ze verlieten de kamer. Ik vroeg me af hoe lang ik hier al was, hoe lang ik hier nog moest blijven en waar mijn ouders waren. Ik staarde naar het plafond en dacht aan wat er een paar uur (of dagen?) geleden gebeurd was. Jasper was gesprongen voor mij, ik leefde, maar hij niet meer. Hij had alles wat hij had, alles wat hij ooit nog wilde doen opgegeven, opgegeven voor mij. Mij, die hij pas een paar dagen (of uur?) kende. Hoe meer ik er over na ging denken hoe meer ik merkte dat ik geen tijdsbesef meer had. Na een paar uur puzzelen met gedachten kwamen de arts en meneer van Dijk weer binnen. 'Welke dag is het?' vroeg ik boos. 'Donderdag' antwoordde meneer van Dijk kalm. 'Hoezo?' 'Wanneer mag ik weg?' vroeg ik. 'Ik wil naar de begrafenis van Jasper.' De dokter haalde zijn wenkbrauw op 'Jasper..' herhaalde hij en hij keek meneer van Dijk aan die weer vragend naar mij keek. 'Jasper..' fluisterde ik. 'Hij sprong..' 'Ze is duidelijk in de war' concludeerde de arts. 'Ik denk dat we haar beter kunnen laten rusten.' Dat was het teken voor meneer van Dijk om op te staan en samen met de arts mijn kamer te verlaten. Enkele seconde later vloog mijn kamerdeur open en kwam er een man van rond de 40 binnen. Ik keek hem nieuwsgierig aan en volgde hem met mijn ogen. Hij ging bij het raam staan en mompelde 'Waarom nou jij Alycia, wat is er toch mis met deze wereld..' Ik bestudeerde de man, ik keek naar zijn haar, zijn hoofd, zijn mond, zijn neus, zijn oren, zijn armen maar ik zag niks wat ik herkende. Ik kuchte, 'wie ben jij?' vroeg ik koeltjes. Er gleed een traan over zijn wang. 'Herken je me niet meer Alycia?' 'Ik ben het.. Kom op, kijk me aan!' Hij liep naar me toe, hij pakte mijn hoofd tussen zijn handen en kneep in mijn wangen. 'Kijk me aan Alycia, kijk me aan! Ik ben het, je kent me toch..' 'Ik weet het niet..' fluisterde ik teleurgesteld. Er rolde nog een traan over zijn wang. De man liep richting de deur en ging weg, op de gang hoorde ik hem schreeuwen tegen een van de zusters. Mijn deurklink ging een paar minuten later al weer naar beneden maar er kwam niemand binnen. Waarschijnlijk omdat er op dat moment geroepen werd. 'Van Dijk, wacht, je moet weten dat Willemse de toegang is ontzegt, als ze er naar vraagt was het een patiënt van een andere afdeling die in war was.' 'Oké' antwoordde van Dijk nuchter en hij stapte mijn kamer in. 'Hoe gaat het nu met je meisje?' vroeg hij bezorgd. 'Goed hoor' zei ik en keek hem boos aan. Hij sloeg zijn ogen neer en er verscheen een denkrimpel op zijn voorhoofd. 'En al zin in morgen?' vroeg hij ineens opgewekt, 'morgen?' vroeg ik verbaasd, 'je zestiende verjaardag!' zei van Dijk. 'Welke datum is het morgen?' vroeg ik, '2 juli natuurlijk' antwoordde hij verbaast, 'dan ben ik niet jarig' zei ik vast besloten. Van Dijk antwoordde niet meer en rommelde in zijn zak en gaf me een kaartje. Ik las het vlug door, het was een geboorte kaartje met een naam en geboorte datum die ik me niks zeiden. Wat moet ik hiermee? Vroeg ik. 'Misschien weet je nu weer wanneer je jarig bent' zei meneer van Dijk. 'Ik heet geen Alycia, ik heet Roos en ik ben 25 augustus jarig en ik word 17.' Ik zag dat hij op de knop naast mijn bed drukte en al snel kwamen er een zuster en een arts binnen stormen. 'Wat is er aan de hand?' vroeg de arts en hij keek meneer van Dijk aan. 'Ze is een nogal in de war, ze weet niet meer wie ze is' antwoordde hij op zijn beurt. 'Haal jij even een glaasje water voor deze jonge dame?' vroeg de arts aan de zuster en hij keek haar doordringend aan. Na een paar minuten kwam de zuster terug met een glaasje water, er zat wittig spul in wat naar citroen smaakte. 'In een keer op drinken' zei de arts streng en ik deed wat hij zei. Na een kwartier verliet iedereen mijn kamer en ik voelde me slaperig worden. Ik kon mijn ogen niet meer openhouden dus gaf me over aan de vermoeidheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten