maandag 28 februari 2011

Deel 1

We stonden beiden op het randje, het was hij of ik. Een van ons moest het wagen om nooit meer het leven te hebben dat we hadden. Een van ons moest zichzelf opofferen. Ik keek naar Jasper, ik zag dat hij twijfelde. We hadden maar een paar seconden om na te denken, degene die de stap nam zou niet meer terug keren, maar wel het leven redden van de ander. Ik wilde het voor hem doen, ik wilde die stap nemen. Maar aan de andere kant had ik nog zoveel toekomst dromen, zouden we het risico moeten nemen om het geen van beiden te doen? Of zouden we beiden moeten gaan? Ik keek naar voren, een stap, een laatste stap. Ik draaide met tranen in mijn ogen mijn hoofd om, ik wilde Jasper duidelijk maken dat ik zou gaan, voor hem. Maar het was te laat, hij had de stap al gezet. Ik zag hem liggen beneden op de stoep, er kwam bloed uit zijn mond en beneden hoorde ik mensen gillen. Het was te laat, Jasper had iets bijzonders had gedaan en ik kon hem niet bedanken. Ik wilde nog zeggen dat ik van hem hield en hem nooit zou vergeten. Hij had iets gedaan wat niemand anders voor me zou doen, hij was gegaan om mijn leven te sparen. Ik keek weer naar beneden, tientallen mensen stonden om hem heen, sommige stonden te telefoneren maar de meeste stonden voor zich uit te staren. Ik liet me op de grond zakken met mijn voeten over de reling. Mijn voeten bungelde tegen de muur naar beneden, een traan gleed van mijn wang en viel naar beneden. De zon scheen in mijn gezicht en op de brug aan de overkant zag ik een ambulance met loeiende sirenes richting het gebouw komen rijden, ik sloot mijn ogen en liet mijn hoofd op het dak van het gebouw rusten. 'Rustig maar meisje, het is voorbij'. Toen ik die o zo bekende stem hoorde opende ik mijn ogen. 'Dank u wel meneer' zei ik zachtjes en ik pakte zijn hand en trok mezelf omhoog. Hij sloeg zijn arm om mijn schouder en zo liepen we naar beneden. Het hele trappenhuis door, de lift was nog steeds kapot dus daar hadden we niet veel aan. Ik telde elke tree, '46, 47, 48'.. - 'Gaat het wel?' vroeg meneer van Dijk en hij stopte met lopen. 'Ja gaat wel' zei ik zachtjes, hij pakte mijn schouders vast en keek me aan. 'Ik breng je als we beneden zijn meteen naar huis' zei hij vast besloten en hij liep voor me uit. Ik keek naar beneden, nog zoveel treden, zoveel stappen, terwijl ik er met een stap vanaf had kunnen zijn. Ik vroeg me af hoelang Jasper en ik samen waren geweest, ik had totaal geen besef van tijd. Het was nog steeds licht of alweer licht, dat wist ik eigenlijk niet goed. In een soort van roes liep ik naar beneden, nadat ik de laatste tree af stapte stond ik met beide benen op de grond. Ik bleef stil staan en keek enkele seconde roerloos voor me uit. 'Gaat het echt wel?' vroeg meneer van Dijk die inmiddels al aan het einde van de gang stond. Ik antwoordde niet maar liep naar hem toe, samen liepen we naar buiten. Het enige wat ik nog van Jasper kon zien waren zijn schoenen, hij werd onder een wit doek op een brancard de ambulance ingereden. 'Dag Jasper' fluisterde ik zacht 'tot snel'. En op dat moment werd alles zwart voor mijn ogen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten